Download and print (pdf)

Verzoening met de rusteloosheid

Door Wim van der Beek

Sommige vragen raken het wezen van beeldende kunst. Hoe betrouwbaar is ons waarnemingsvermogen? Welke aspecten spelen een rol bij de kortsluitingen in het zien? Waardoor worden fricties veroorzaakt tussen wat we daadwerkelijk waarnemen en wat we denken te zien? En hoe worden indrukken die wij via ons netvlies binnen komen, verwerkt in de hersenen? Roland Schimmel beantwoordt de vragen proefondervindelijk. Met zijn beeldtaal stelt hij de blik van de waarnemer op scherp.

Complexe vraagstukken vereisen een heldere benadering. Waar het onderzoeksterrein van filosofen en wetenschappers voor de gewone leek vaak een moeilijk toegankelijk domein blijft, kan de beeldende kunst soms heel adequaat te hulp schieten. Dat bewijst Roland Schimmel met zijn schilderijen waarin beelden getransformeerd worden in het complementaire tegendeel. Oranje wordt blauw, geel rood en groen paars. Zwart verandert in wit. Wie naar de schilderijen kijkt, zal in een eerste reactie met de ogen knipperen tegen het licht. Uit ervaring weet Schimmel dat beelden in de herinnering kunnen veranderen in hun tegendeel. Die constatering brengt de betrouwbaarheid van de waarneming aan het wankelen en doordringt ons ervan dat waarneming een dynamisch en interactief proces is dat veel meer fluïde is dan menigeen vermoedt. Bovendien is ze niet los te koppelen van de positie en de geestestoestand van de observator zelf.

Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat een geschilderd beeld stilstaat en niet aan veranderingen onderhevig is. Roland Schimmel bewijst echter het tegendeel. Zijn schilderijen veroorzaken onvermijdelijke impulsen, reflexen en reacties die ‘nabeelden’ tot gevolg hebben. Het is onmogelijk om je als kijker te onttrekken aan de kleursensaties en de effecten die ze teweeg brengen. De informatie die via de ogen de hersenen bereikt, worden door die hersenen vervormd. Eén van de gevolgen is dat de kijker meer zwarte ovalen ziet dan er in het schilderij daadwerkelijk aanwezig zijn. Roland Schimmel legt uit: “De lichtgevoelige receptoren in het netvlies geven signalen af die even later doven. Het beeld gloeit echter nog na op het netvlies en op dat moment ontstaat het tegendeel van de oorspronkelijke impuls. Het gezichtsvermogen stelt de mens in staat om het totaal van de mogelijkheden te zien, hoe complex dat ook lijkt. Beeld en tegenbeeld komen daarin samen.”

Het proefondervindelijk onderzoek naar de werking van het nabeeld is de kurk waarop de beeldende kunst van Schimmel drijft. Het onderzoek verdiept zich door de verbindingen die de kunstenaar legt met andere terreinen, zoals de wisselwerking tussen zijn schilderkunst en de architectuur waar het bij monumentale toepassingen deel van uitmaakt. In dat specifieke geval blijkt zijn werk, dat doorgaans dwingend aanwezig is, in staat om een ruimte open te breken. Beeldende kunst functioneert in die hoedanigheid als een fysiologisch gegeven. De beelden zijn even dynamisch, ongrijpbaar en onrustig als het leven zelf. Ze overvallen de beschouwer die er machteloos tegenover staat en niets anders kan doen dan ze ondergaan, zowel spiritueel als lijfelijk. Dat levert enerverende ervaringen op. Schimmel spreekt in dit verband bij voorkeur van de overlevingsstrategie van het organisme. De waarnemer ervaart dat het beeld nauwelijks stil te zetten is en dat het ene beeld tegen het andere wordt uitgespeeld. Dat veroorzaakt kortsluiting in het zien. Vergelijkbare effecten en waarnemingen doen zich voor in flitsende videoclips, in discotheken en op andere plekken waar lichteffecten inwerken op het publiek. Alles draait om het effect. Je kunt je er als kijker maar beter aan overgeven dan je ertegen verzetten.

Uitbuiten van effecten

Roland Schimmel schuwt effecten niet. In tegendeel. Hij buit ze maximaal uit. Hij signaleert het verlangen naar buitengewone ervaringen, dat in elk mens leeft. Als kunstenaar is hij meer geïnteresseerd in de enerverende ervaring zelf dan in de analyse van het fenomeen. Hij heeft weliswaar altijd de aansluiting bij de wetenschap gezocht, maar kunst is meer dan een illustratie bij een wetenschappelijke theorie. Ook gaat Schimmel steeds soepeler om met het toelaten van de ruimtelijke ervaring in zijn beelden. Hij laat het zwart opgloeien door het te omgeven met een prisma-achtig aura. Hoewel het soms verleidelijk is om een relatie te leggen tussen de beeldtaal van Schimmel en het heelal, is zijn werk niet specifiek gefocust op kosmische ervaringen of hemellichamen. Ook de verwantschap met vuurwerk of lichtexplosies is eerder zijdelings dan hoofdzaak. Wie in de schilderijen een gesublimeerde vorm van schitterend vuurwerk wil zien, moet wel bedenken dat het in dat geval om een verduurzaamde vorm gaat. De kunstenaar zelf is meer geïnteresseerd in het herleiden van zijn beelden tot de geest en de ziel, tot het levende beginsel dat alles in beweging zet. De ogen zijn feitelijk een uitstulping van de hersenen en in die hoedanigheid kunnen ze toegang verschaffen tot de menselijke geest. Het schilderen van het licht is een klassiek gegeven. Roland Schimmel is zich daarvan terdege bewust. Hij staat in een traditie van lichtschilders en plaatst het verschijnsel in een hedendaagse context. Als kunstenaar fixeert hij zich niet alleen op het licht, maar ook op het zwart als de plek waar de geest geen grip op krijgt en waar het oog dood op loopt. Alle activiteiten spelen zich af langs de randen van de zwarte vorm.

Kantelen

Door paradigma’s iets te verschuiven brengt de kunstenaar de waarneming aan het kantelen. In recent werk hebben zwarte ovalen plaatsgemaakt voor verblindende vlekken. Opnieuw slaat de twijfel toe. Is wat je ziet en wat je denkt dat er gebeurt ook wat er werkelijk aan de hand is? Meer nog dan in de schilderijen waarin de zwarte richtpunten enig houvast bieden, bekruipt de kijker hier het gevoel dat het niet lukt om het beeld scherp te stellen. De onscherpte komt tot leven en veroorzaakt merkwaardige zinsbegoochelingen, zoals de zwarte stip die Anish Kapoor in de negende Documenta liet zien en die in werkelijkheid een gevaarlijke valkuil bleek te zijn, een peilloze diepte. De kijker rest niets anders dan toegeven aan de onberekenbaarheid van de waarneming. De ultieme consequentie is: verzoening met de rusteloosheid van de geest. Alles springt voortdurend heen en weer. Wie zich daar niet bij neerlegt, maakt het zichzelf onnodig moeilijk. In een serie recente schilderijen staan verdwijnpunten centraal. Schimmel speelt hier met verve de rol van manipulator. Het totale beeldvormingsproces staat in dienst van het optimale effect. Lichtbronnen beïnvloeden elkaar en gaan interacties aan. Als een extra factor van betekenis is de wetmatigheid van schelpvormen in het proces betrokken. Het schilderkunstige handgebaar is afgeleid van de natuurlijke beweging die ook schelpen vormt. De kunstenaar probeert met zijn motoriek greep te krijgen op de oneindigheid van de repeterende bewegingen die natuurlijke processen beheersen. Hij maakt een vertaalslag van de spiraalvormige schelppatronen en van reflecterend zonlicht naar schilderkunst die letterlijk vibreert en zindert. Hoewel Roland Schimmel werkt met een aantal constanten (spiraalwerking, breking van het licht, reflectie, contrastwerking, beeld en tegenbeeld) is zijn kunst voortdurend in beweging. Het ene werk genereert het volgende. Dode momenten hebben zich tot nu toe niet aangediend en zullen dat ook niet doen zolang het licht zich schitterend en oogverblindend voortbeweegt.

In Medisch Centrum Leeuwarden worden eind maart 2004 drie wandschilderingen onthuld die Roland Schimmel in opdracht van het SKOR voor het Medisch Centrum vervaardigde.

From: Kunstbeeld nr. 03, 2004